De relatie tot zichzelf
Kinderen leren kwaliteiten/uitdagingen te benoemen en in te zetten, zodanig dat zij zich competent kunnen voelen.
Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor wat zij willen en moeten leren, wanneer zij uitleg nodig hebben en hoe zij een plan moeten maken.
Kinderen worden beoordeeld op de eigen vooruitgang in ontwikkeling.
Kinderen leren te reflecteren op hun ontwikkeling en daarover met anderen in gesprek te gaan.
De relatie tot de ander
Kinderen ontwikkelen zich in een leeftijdsheterogene stamgroep. De stamgroep wordt gevormd door kinderen met meerdere leeftijden.
Kinderen leren samen te werken, hulp geven en ontvangen met andere kinderen en daarover te reflecteren.
Kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen en mee te beslissen over het harmonieus samenleven in de stamgroep en school, opdat iedereen tot zijn recht komt en welbevinden kan ervaren.
De relatie tot de wereld
Kinderen leren dat wat ze doen ertoe doet en leren in levensechte situaties.
Kinderen leren zorg te dragen voor de omgeving.
Kinderen passen binnen wereldoriëntatie de inhoud van het schoolaanbod toe om de wereld te leren kennen.
Kinderen leren spelend, werkend, sprekend en vierend volgens een ritmisch dagplan.
Kinderen leren initiatieven te nemen vanuit hun eigen interesses en vragen.